Sicilia
Sicilië, het grootste eiland in de Middellandse Zee, met zijn driehoekige vorm, raakt net niet het vasteland van Italië.
Door zijn geografische ligging is Sicilië altijd een kruispunt geweest tussen Oost en West voor verschillende volkeren en een steunpunt voor handel op de routes van kooplieden in het Middellandse Zeegebied.
Een land van mythen en legenden.
Geschiedenis.
Sicilië is samen met Sardinië, Valle d'Aosta, Friuli-Venezia Giulia en Trentino-Alto Adige één van de vijf Italiaanse autonome regio's en heet officieel Regione Siciliana.
De Romeinen hebben het eiland Sicilia genoemd, afgeleid van de Sicels, een volk dat tijdens de ijzertijd het oostelijke deel van het eiland bewoonde.
Sicilië heeft de nodige veldslagen en overheersers gekend. Feniciërs, Grieken, Romeinen, Vandalen, Ostrogoten, Noormannen, Arabieren, Spanjaarden en Fransen hebben kortere of langere tijd geheerst op het eiland.
Allemaal hebben ze hun sporen nagelaten in kunst, cultuur, architectuur én in de Siciliaanse keuken.
Sicilië werd in 1860 deel van het nieuwe verenigde Italië na de Spedizione dei Mille, een invasie onder leiding van Giuseppe Garibaldi.
Sicilië kreeg na WII in 1946 de speciale status als autonome regio.
Spedizione dei Mille.
De "Expeditie van de Duizend" was een gebeurtenis die voorafging aan de eenwording van Italië in 1860.
Een korps vrijwilligers onder leiding van Giuseppe Garibaldi zeilde vanuit Quarto al Mare bij Genova naar Marsala, Sicilië, om het Koninkrijk van de Twee Siciliën, il Regno delle Due Sicilie, te veroveren, geregeerd door het Spaanse Huis Bourbon.
De naam van de expeditie is afgeleid van het aanvankelijke aantal strijders, ongeveer 1.000.
La Trinacria.
De oude naam van het eiland is Trinacria, Grieks voor "met drie landtongen", vanwege zijn driehoekige vorm, waarschijnlijk een interpretatie van de beschrijving door Homeros van Thrinacia. In de Griekse mythologie graast het onsterfelijke vee van Helios, god van de zon, op het eiland Thrinacia, of Thrinakia, in latere bronnen geassocieerd met Sicilië of Malta.
De voorstelling van Trinacria is die van een driebenige vrouw. De benen staan voor de drie punten van Sicilië.
Het hoofd is van Medusa. In de oude mythologie stond Medusa vooral bekend om haar vermogen om sterfelijke mannen met één blik in steen te veranderen. Daarnaast stond de godin ook bekend om haar hulp bij het bestrijden van de krachten van het kwaad. Ze verschijnt met ineengestrengeld slangenhaar en korenaren. De korenaren zijn het symbool van de vruchtbaarheid van het land. Het laatste element, een paar vleugels, staat voor vrijheid.
Geografie.
Het Siciliaanse grondgebied is voor ongeveer 60% heuvelachtig, 25% bergachtig en vlak voor de overige 15% wat het eiland geografisch zeer interessant maakt voor de wijnbouw.
Sicilië is een van de oudste en meest productieve wijngebieden van Italië, dankzij de gunstige geografische ligging, het uitzonderlijk zonnige klimaat en de verscheidenheid aan bodems. Deze factoren, gecombineerd met de rijkdom van het wijnerfgoed en de technische innovaties, hebben ervoor gezorgd dat Sicilië een van de meest dynamische en interessante gebieden in de wijnwereld is geworden.
Wijnbouw door eeuwen heen.
Afgezien van de legendes is het zeker dat er al millennia lang wijn op Sicilië wordt gemaakt. Er zijn aanwijzingen dat Myceense handelaren al rond 1500 v.Chr. druiven verbouwden op de Eolische eilanden. En toen de Grieken zich in de 8e eeuw v.Chr. op Sicilië begonnen te vestigen, konden ook zij hun favoriete drankoffer, oinos, niet opgeven en introduceerden ze verschillende soorten wijnstokken.
Veel druivenrassen, die nu als autochtoon worden beschouwd, werden ook door de Feniciërs geïntroduceerd maar de eigenlijke wijnbouw werd in de achtste eeuw v.Chr. op Sicilië geïntroduceerd door de Grieken. Snoeitechnieken, de teelt van druivenstokken als jonge boompjes en een selectie van variëteiten, voorheen onbekend op het eiland zijn van hun hand.
De waarde van de wijnstok in die tijd blijkt ook uit enkele munten, zoals een zilveren exemplaar dat dateert uit 500 v.Chr.. waarop aan de ene kant het hoofd van Dionysius is afgebeeld en aan de andere kant een druiventros.
Ten tijde van het Romeinse rijk behoorden Siciliaanse wijnen al tot de beroemdste van de antieke wereld, werden ze op grote schaal geëxporteerd en zeer gewaardeerd.
De ontwikkeling van de wijnbouw op Sicilië werd verder verfijnd in de Romeinse tijd.
De meest voorkomende wijnen in het oude Rome kwamen, naast Lazio en Campanië, in feite uit Sicilië.
De Arabische overheersing van 827 tot 1091 n.Chr. legde een rem op de wijnbouw vanwege het religieuze verbod op het drinken van alcohol. De wijnbouw wordt echter niet volledig onderdrukt, zoals blijkt uit de werken van veel Siciliaans-Arabische dichters die de kwaliteit van de wijnen en de Siciliaanse wijngaarden verheerlijken.
In de daaropvolgende perioden speelden de kloosters een fundamentele rol in de moderne ontwikkeling van de wijnbouw op Sicilië. Met de Byzantijnse overheersing werd meer dan de helft van het land van Sicilië eigendom van religieuze gemeenschappen. Wijn was essentieel voor de viering van de mis. Onder het bewind van de Noormannen vertoonde de Siciliaanse wijnproductie beslissende tekenen van verder herstel.
Tussen 1870 en 1885, toen de phylloxera-druifluis de Franse wijngaarden verwoestte, nam de vraag naar Siciliaanse wijn zo sterk toe dat in korte tijd het wijnbouwgebied op het eiland verdrievoudigde. Het is een korte bloeiperiode geweest. De snelle verspreiding van de parasiet tastte ook de Siciliaanse wijngaarden aan. De herbeplanting op Amerikaanse onderstok zal ruim een halve eeuw duren, tot in de jaren zestig.
Gedurende het grootste deel van de 20e eeuw bleef Sicilië enorme hoeveelheden druiven produceren, waarvan de meeste werden geëxporteerd om te worden toegevoegd aan wijnen die elders in Italië en Frankrijk werden gemaakt.
De afgelopen dertig jaar is de wijncultuur van Sicilië echter enorm veranderd in positieve zin. Een aantal van de beste wijnen van Italië worden nu op het eiland gemaakt en een nieuwe generatie Siciliaanse producenten realiseert zich het potentieel van het klimaat, de autochtone druivenrassen en de vruchtbare grond.
Een ander aspect van de evolutie in de Siciliaanse wijnbouw is de toename van het aantal producenten dat biologische, biodynamische en natuurlijke wijnen maakt, waarvan er vele al internationale erkenning hebben gekregen.
Klimaat en terroir.
Wijngaardoppervlak in Sicilië: 107.000 ha waarvan 5% gelegen in de bergen, 65% in de heuvels en 30% in de vlakten.
Sicilië beschikt over een buitengewone verscheidenheid aan bodems, variërend van kalkrijk tot kleiachtig, van vulkanisch tot zanderig. Deze diversiteit komt tot uiting in het brede aanbod aan wijnen die op het eiland worden geproduceerd. De vulkanische bodem van de Etna is bijvoorbeeld rijk aan mineralen en geeft de wijnen een uitgesproken mineraliteit en frisheid. In het zuidwesten liggen klei- en kalksteengronden die de productie van gestructureerde rode en aromatische witte wijnen bevorderen. Andere gebieden, zoals die in de buurt van Vittoria, bekend om hun zandgronden, zijn ideaal voor de teelt van Frappato en Nero d'Avola en geven elegante wijnen met intense aroma's.
Het klimaat van Sicilië is mediterraan, met hete, droge zomers en milde winters, omstandigheden die een optimale rijping van de druiven mogelijk maken. De nabijheid van de zee tempert de zomertemperaturen dankzij de zeebries, terwijl grotere hoogten, zoals de hellingen van de Etna, profiteren van opmerkelijke temperatuurschommelingen die bijdragen aan het verrijken van het aroma en de frisheid van de wijnen. Sicilië kent een overvloed aan zonneschijn die, samen met de schaarste aan regenval tijdens het groeiseizoen, het risico op ziekten beperkt en duurzame wijnbouw en het beperkte gebruik van behandelingen mogelijk maakt.
Druivenrassen.
Sicilië produceert wijnen met een lange geschiedenis zoals Marsala, geurige dessertwijnen, robuuste rode wijnen en interessante witte wijnen. Ze zijn de architecten van de oenologische rijkdom van Sicilië.
Op Sicilië worden naast autochtone ook internationale druivenrassen verbouwd.
Veel van de autochtone druivenrassen van het eiland worden opnieuw gewaardeerd nadat ze met uitsterven bedreigd waren en behoren tegenwoordig tot de belangrijkste van Italië.Van de witte druivenrassen is Zibibbo (Moscato d'Alessandria) de basis voor de dessertwijn Passito di Pantelleria. Andere belangrijke autochtone witte druivenrassen van Sicilië zijn Carricante, Catarratto, Grillo, Inzolia (ook bekend als Insolia of Ansonica), Malvasia di Lipari en Moscato Bianco. Onder de autochtone blauwe druivenrassen vinden we Nero d’Avola, Frappato, Nerello Mascalese, Nerello Cappuccio en Perricone.
Bovendien worden op Sicilië ook andere variëteiten geteeld, zoals Sangiovese, Barbera en Trebbiano Toscano.
De belangrijkste internationale druivenrassen die op Sicilië worden geteeld zijn Chardonnay, Cabernet Sauvignon, Merlot, Müller-Thurgau, Pinot Noir en Syrah.
De Syrah is qua oppervlakte het meest aangeplant. Het grote aanpassingsvermogen aan warme klimaten maakt het de ideale wijnstok voor de teelt op het eiland.
De meest verbouwde druivenrassen: Catarratto 25.900 ha (25%), Nero d’Avola (Calabrese) 16.000 ha (16%), Catarratto Lucido 8.800 ha (8%) en Grillo 6.300 ha (6%).
Grillo.
Grillo, een van de drie grote witte druivenrassen van West-Sicilië, vindt zijn oorsprong waarschijnlijk in Puglia, waar hij na de phylloxera-plaag zou zijn aangekomen, aanvankelijk in het Marsala-gebied en vervolgens in de andere provincies van het eiland. Het is ook bekend onder het synoniem Riddu.
Grillo is van bijzonder belang voor de productie van Marsala, waarvoor het één van de meest gebruikte druivenrassen is, vaak samen met Inzolia en Catarratto. Grillo kende een snelle expansie op Sicilië, totdat het rond de jaren dertig 60% van het wijngaardoppervlak van het hele eiland bezette.
Grillo is een krachtige wijnstok en produceert overvloedig, is goed bestand tegen hitte en droogte en vertoont voldoende weerstand tegen valse meeldauw. Alleen echte meeldauw kan de gezondheid van de hele wijnstok ernstig in gevaar brengen.
Grillo-wijnen zijn elegant, verfrissend en fruitig in de neus. In de smaak zijn ze frisfruitig, met toetsen van meloen, grapefruit en groene appel, afgerond met tropisch fruit.
De wijnen verkregen uit Grillo hebben een lichte en heldere strogele kleur. Grillo is een wijn die goed past bij vis, lichte pastagerechten en kaasschotels.
Sinds 1970 officieel geregistreerd in het Registro Nazionale delle Varietà di Vite.
De oppervlakte aan wijngaarden bedraagt ca. 6.300 ha.
Inzolia of Insolia.
De tweede van de drie grote witte druivenrassen van West-Sicilië is de Inzolia.
Inzolia is een wijnstok die hoogstwaarschijnlijk in de Normandische tijd op Sicilië arriveerde, maar zich door de eeuwen heen ook heeft verspreid naar Midden-Italië, vooral in Toscane, zowel in de Maremma als op het eiland Elba, waar hij bekend staat als Ansonica. Inzolia en Ansonica zijn eigenlijk één en dezelfde variëteit, maar met opmerkelijke verschillen door het verschil in klimaat en terroir. De Siciliaanse Inzolia heeft een sappige smaak en is doorgaans meer gestructureerd en heeft een duidelijkere zuurcomponent dan de Toscaanse Ansonica.
In de neus zijn er bloemige aroma's, citrus elementen en een zachte kruidachtige toets. In de mond is het een citrusfrisse, aangename wijn met een elegante mineraliteit.
De oppervlakte aan wijngaarden bedraagt ca. 6.100 ha.
Catarratto.
De Catarratto-wijnstok is een druif die al eeuwenlang op Sicilië wordt verbouwd en waarvan de oorsprong in de nevelen van de tijd verloren is gegaan. Het eerste schriftelijke bewijs dateert uit 1696, maar het duurde tot 1970 om de verschillende varianten van Catarratto te onderscheiden. Twee varianten zijn officieel geregistreerd, de gewone Catarratto en de Catarratto Lucido.
De Catarratto komt overal voor op Sicilië, maar vooral in het gebied rond Trapani. Hoewel een kwaliteitsvol druivenras is de verspreiding ervan afgenomen ten gunste van internationale druivenrassen waar de markt het meest om vraagt. Recente DNA-studies suggereren dat Catarratto, door een natuurlijke kruising met Moscato di Alessandria, aanleiding gaf tot de Grillo en dat het hoogstwaarschijnlijk ook de vader van de Garganega is en directe familierelaties heeft met vele andere wijnstokken, zoals Albana, Susumaniello en Trebbiano Toscano.
De gewone Catarratto is een sterke wijnstok met een constante productiviteit.
Sinds 1970 officieel geregistreerd in het Registro Nazionale delle Varietà di Vite.
De oppervlakte aan wijngaarden bedraagt ca. 25.935 ha.
De Catarratto Lucido heeft een diep strogele kleur. In de neus is hij fruitig en licht bloemig, met aroma's van kamperfoelie, citrusvruchten en aromatische kruiden. In de mond is hij zeer alcoholisch en gestructureerd, de smaak is niet bijzonder scherp, hoewel hij een opmerkelijke frisheid en een zekere zuurtegraad vertoont.
Sinds 1970 officieel geregistreerd in het Registro Nazionale delle Varietà di Vite.
De oppervlakte aan wijngaarden bedraagt ca. 8.859 ha.
Carricante.
Carricante is het meest voorkomende witte druivenras in de provincie Catania, het gebied rond de Etna, waar hij tot 750-950 meter boven zeeniveau groeit. Hier is de aard van het terrein vulkanisch, gevormd door het afbrokkelen van verschillende soorten lava, as en zand. De wijnen gemaakt van Carricante worden gekenmerkt door een hoge zuurtegraad, zozeer zelfs dat het bijna essentieel is om de wijn een malolactische gisting te laten ondergaan.
De Carricante geeft aanleiding tot geweldige witte wijnen met een lange levensduur, waarin fruitige sensaties van appel, oranjebloesem en anijs de boventoon voeren, samen met een typische frisheid die hem structuur en een lange levensduur geeft. Vanwege de finesse die het aan de wijnen kan geven, wordt het vaak gevinifieerd samen met andere autochtone druivenrassen zoals Catarratto, Inzolia, Minella, of Chardonnay.
Aanvankelijk was Carricante wijdverspreid over het Siciliaanse grondgebied, maar het gebruik ervan nam geleidelijk af toen de productie van het eiland zich begon te concentreren op rode, meer gestructureerde wijnen.
Carricante heeft een late rijping en een overvloedige en constante productie. Carricante is bijzonder gevoelig voor voorjaarsvorst en droogte. Bovendien is de wijnstok niet erg bestand tegen parasitaire plantenziekten veroorzaakt door schimmels zoals echte meeldauw en valse meeldauw.
Carricante-wijnen hebben over het algemeen een strogele tint met groene accenten, terwijl ze in de neus boordevol fruitigheid en bloemige aroma's zitten. In de mond zijn ze een complexe mix van citrusfruit, groene appel, anijs en kruiden, allemaal afgerond met een mineraliteit die hun vulkanische oorsprong verraadt.
De oppervlakte aan wijngaarden bedraagt ca. 270 ha.
Zibibbo.
Zibibbo, of Moscato d'Alessandria, werd meer dan 1000 jaar geleden door de Arabieren op Sicilië geïntroduceerd. Meestal worden Zibibbo-druiven in de zon gedroogd om hun suikergehalte te concentreren en vervolgens gevinifieerd tot dessertwijnen, waarvan de bekendste en meest prestigieuze de Passito di Pantelleria is.
De oppervlakte aan wijngaarden bedraagt ca. 1.500 ha.
Moscato Bianco.
De Moscato Bianco, voornamelijk verbouwd in het zuidoosten van Sicilië, waar hij wordt gebruikt om Moscato di Noto te produceren, een harmonieuze, verfijnde dessertwijn.
De oppervlakte aan wijngaarden in heel Italië bedraagt ca. 11.500 ha (voornamelijk Piemonte).
Malvasia Bianca.
Traditioneel wordt Malvasia Bianca gecombineerd met een klein deel Corinto Nero om de trots van de Eolische eilanden, Malvasia delle Lipari, te produceren.
De oppervlakte aan wijngaarden in heel Italië bedraagt ca. 4.350 ha (voornamelijk Campania).
Nero d’Avola (Calabrese).
De Nero d’Avola, die officieel Calabrese heet, is ongetwijfeld het autochtone Siciliaanse druivenras bij uitstek, met een totale oppervlakte van ongeveer 16.000 hectare aan wijngaarden.
De naam Calabrese zou suggereren dat de oorsprong in Calabrië ligt, maar in werkelijkheid is het een autochtone wijnstok van Sicilië.
Nero d’Avola-wijnen hebben over het algemeen een donkere robijnrode kleur, sappige bessengeuren en kruidige aroma’s die naar zoethout kunnen neigen. In de smaak zijn ze vol, met een fijne balans tussen fruitigheid en peperige kruiden, en een goede zuurtegraad en tannines.
Sinds 1970 officieel geregistreerd in het Registro Nazionale delle Varietà di Vite.
De oppervlakte aan wijngaarden bedraagt ca. 16.600 ha waarvan een zeer klein deel in Calabrië.
Nerello en Nerello.
De twee varianten van de Nerello zijn de Nerello Mascalese en de Nerello Cappuccio.
De oorsprong van Nerello Mascalese is verloren gegaan in de nevelen van de tijd.
Nerello Mascalese is een blauw druivenras dat voornamelijk groeit op de flanken van de Etna en in het Torre Faro-gebied, een gehucht van de gemeente Messina. In het Siciliaans wordt het ook Negrello en Niuriddu Mascalisi genoemd.
Nerello Mascalese draagt voor 80 tot 100% bij aan de Etna Rosso-wijnen en voor 45 tot 60% aan die van Faro-wijnen. Nerello Mascalese wordt voornamelijk gekweekt tussen 350 en 1000 meter boven zeeniveau.
Nerello Mascalese rijpt zeer laat. De oogst vindt plaats tussen de tweede en derde week van oktober. Nerello-wijnen hebben een bijzondere bewaarcapaciteit. Ze vertonen een grote variabiliteit in geur- en smaakkenmerken, afhankelijk van het teeltgebied. Nerello Mascalese kan, net als Nebbiolo en Pinot Noir, opmerkelijk verschillen naar jaargang en het gebied van herkomst.
Nerello Mascalese-wijnen hebben over het algemeen een vrij transparante lichtrode kleur en geven aroma's vrij van rood fruit, exotische kruiden zoals kaneel en steranijs, gedroogde kruiden en minerale toetsen. Deze elementen komen terug in de smaak, waar de fruitigheid wordt gecompenseerd door een duidelijk minerale sappigheid en tanninestructuur dankzij de vulkanische ondergrond en de wind uit de Ionische Zee. Voor veel mensen doen de Nerello Mascalese-wijnen denken aan fijne Pinot Noirs uit de Bourgogne of Nebbiolo’s uit Piemonte.
Sinds 1970 officieel geregistreerd in het Registro Nazionale delle Varietà di Vite.
De oppervlakte aan wijngaarden bedraagt ca. 2880 ha.
De Nerello Cappuccio is de andere, minder voorkomende, Nerello-variëteit. Het wordt voornamelijk verbouwd in de kust-, heuvelachtige gebieden van de provincies Catania en Messina. In Calabrië is het aanwezig in de wijngaardgebieden van Reggio Calabria en Catanzaro. De Nerello Cappuccio groeit op de hellingen van de Etna-vulkaan, tussen 350 en 900 meter boven zeeniveau. Nerello Cappuccio kan voor ongeveer 20% bijdragen aan de blend van een Etna Rosso. De productie ervan is jaar na jaar afgenomen en gedurende een bepaalde periode werd gevreesd voor het uitsterven ervan.
Net als Nerello Mascalese wordt ook Nerello Cappuccio zeer laat geoogst, tegen midden oktober.
Het aroma is intens en fruitig, met etherische tonen na veroudering. De smaak is vol, met voldoende tannine en een grote aromatische persistentie.
Sinds 1970 officieel geregistreerd in het Registro Nazionale delle Varietà di Vite.
De oppervlakte aan wijngaarden in heel Italië bedraagt een bescheiden 508 ha.
Syrah.
Syrah is één van de populairste internationale druivenrassen in Sicilië.
Oorspronkelijk kan het afkomstig zijn uit de stad Schiraz, in Perzië, van waaruit het in de oudheid via de stad Syracuse zou aangekomen zijn.
Syrah zou ook uit Albanië kunnen gekomen zijn, omdat er enige genetische affiniteit is met de lokale Shesh-variëteit. Andere DNA-analyses hebben ook een verband aangetoond met de Trentino-Alto Adige-wijnstokken Teroldego en Lagrein.
In recentere tijden heeft Syrah zich vanuit Frankrijk, rond het midden van de 19e eeuw, naar Italië verspreid en zijn habitat in veel regio's gevonden, vooral in Midden- en Zuid-Italië.
Het eerste bewijs van Syrah in Italië dateert uit 1828, dankzij Acerbi uit Mantua, een van de belangrijkste Italiaanse ampelografen. Aan het einde van de 19e eeuw was Syrah aanwezig in bijna alle Italiaanse regio's, hoewel toen de grootste verspreiding plaatsvond in Toscane, waar het vooral werd gebruikt om het niveau van de Chianti te verbeteren.
Het gecultiveerde areaal op Italiaans niveau bedraagt 6800 ha, terwijl het op mondiaal niveau 190.000 ha bedraagt.
Perricone.
Perricone is een autochtoon blauw druivenras uit het westen van Sicilië. Aan het einde van de negentiende eeuw was Perricone de meest gecultiveerde wijnstok in de provincies Palermo en Trapani, waar hij Pignatello wordt genoemd, als hofleverancier voor de donkere Marsala-wijnen.
Twee gebeurtenissen hebben bijna het einde betekent van dit druivenras. Halverwege de negentiende eeuw door plaag van de phylloxera-druifluis omdat Perricone een grotere gevoeligheid voor de parasiet vertoonde dan andere druivenrassen en een tweede crisis door de forse daling in consumptie van Marsala-wijnen.
Gelukkig is Perricone nu weer een belangrijk druivenras geworden en opgenomen in de specificaties van vele herkomstgebieden in de provincies Palermo, Agrigento en Messina.
Naast pure Perricone-wijnen is het ook een veelgebruikte partner in blends met Nero d'Avola.
Perricone heeft constante opbrengsten en is een krachtig ras. Perricone-wijnen zijn donker robijnrood met paarsachtige hints.
De pure Perricone-wijnen hebben een kruidig aroma van jeneverbes, bramen en peper, met tonen van rood fruit en kersenjam, pruimen en kersen. In de mond toont de wijn elegantie, gekenmerkt door zachte tannines en een lange afdronk. Pure Perricone past uitstekend bij rood vlees en kazen.
Sinds 1970 officieel geregistreerd in het Registro Nazionale delle Varietà di Vite.
De oppervlakte aan wijngaarden in heel Italië bedraagt een bescheiden 230 ha.
Frappato.
Frappato is een autochtoon blauw druivenras. De eerste informatie dateert uit de 18e eeuw. De naam Frappato wordt ook vernoemd met de synoniemen Frappato Nero di Vittoria en Frappatu. Tegenwoordig overal op Sicilië aanwezig, voornamelijk in de provincies Syracuse en Ragusa. Frappato is een robuuste wijnstok, waarvan de productie constant maar eerder bescheiden is. Hij rijpt laat en de oogst vindt doorgaans eind september plaats.
Frappato wordt gevinifieerd met Nero d'Avola in Cerasuolo di Vittoria, de enige DOCG van Sicilië. Frappato levert een wijn met een transparante robijnrode kleur met een wijnachtig en fruitig aroma en met bloemige tonen. In de mond heeft de wijn een medium body, met zachte tannines en een frisse, lichte smaak. Frappato is over het algemeen een lichte wijn die zich uitstekend leent voor combinaties met zowel kazen als visgerechten of delicate voorgerechten.
Sinds 1970 officieel geregistreerd in het Registro Nazionale delle Varietà di Vite.
De oppervlakte aan wijngaarden in heel Italië bedraagt 752 ha.
Nocera.
De Nocera-wijnstok lijkt ampelografisch sterk op de Nerelli (Nerello Mascalese en Nerello Cappuccio) en is al sinds de oudheid in het gebied van Messina aanwezig.
De Nocera-wijnstok was ooit wijdverspreid. In wijngaarden in de provincie Messina kan je zeer oude stokken vinden, gesnoeid als jonge boompjes, om lage opbrengsten en een goede aromatische concentratie te verkrijgen. Tegenwoordig is de aangeplante oppervlakte teruggebracht tot een paar hectare en niet alleen verdrongen door de Etna-wijnstokken Nerello Mascalese en Cappuccio, maar ook door andere nationale en internationale wijnstokken. Verspreide Nocera-wijngaarden zijn ook aanwezig in de provincies Catania, Syracuse en Ragusa. Nocera is, samen met Nerello Mascalese en Cappuccio, deel van de Faro-wijnen.
De oppervlakte aan wijngaarden bedraagt een minuscule 45 ha waarvan driekwart dan zelfs in Calabrië ligt.
Herkomstgebieden.
Er zijn 7 IGT-, 23 DOC-herkomstgebieden en 1 DOCG-herkomstgebied, Cerasuolo di Vittoria.
Het wijnbouwgebied van Sicilië omvat naast het eiland zelf ook de Eolische eilanden en Pantelleria, een eiland ongeveer halverwege Sicilië en Tunesië.
Het totale wijngaardgebied behoort tot de belangrijkste van Italië, ongeveer 107.000 hectare groot, wat ongeveer het dubbele is van dat van een regio als Emilia-Romagna of Toscane.
DOC(G)-wijnen vertegenwoordigen slechts een klein deel van de totale wijnproductie van Sicilië. Dit komt vooral door de instelling van een regionale, overkoepelende herkomstbenaming – DOC Sicilia – in 2011, en deels door het feit dat de veel wijnmakers op Sicilië ook graag buiten de strikte parameters van de DOC(G)-regelgeving werken.
Dit betekent zeker niet dat je wijnen met de kwalificatie IGT Terre Siciliane als minder moet beschouwen.
Marsala.
Marsala is een versterkte wijn, geproduceerd in Marsala, waaraan het zijn naam ontleent. Onder de Siciliaanse wijnen neemt Marsala een bijzondere plaats in.
Marsala was de eerste Italiaanse wijn die wereldwijde weerklank kreeg dankzij zijn belangrijkste mentor, de Engelsman John Woodhouse, oorspronkelijk uit Liverpool. We bevinden ons aan het einde van de 18e eeuw in een Sicilië dat al bekend staat om zijn alcoholische en robuuste wijnen tegen een goede prijs. De wijn stond plaatselijk bekend als Perpetuum. John Woodhouse arriveerde in 1773 in Marsala en was verbaasd over de kwaliteit van de lokale zoete wijn. De Engelsen waren grote experts op het gebied van versterkte wijnen en leverden wijn aan de adelijke tafels, hoven en rijke industriële bourgeoisie. De Engelsen, voortdurend in conflict met afwisselend met Frankrijk, Spanje en Portugal, waren op zoek naar producten waarmee ze Port, Madeira of Sherry konden vervangen, afhankelijk van de politieke situatie van het moment.
Voor de productie van Marsala wordt na de vinificatie alcohol aan de wijn toegevoegd. Dan laat men de wijn rusten in houten vaten die in een soort piramide boven elkaar zijn geplaatst. De vaten zijn slechts voor driekwart gevuld en de wijn wordt, met de daaropvolgende oogsten, geleidelijk overgebracht naar de lagere niveaus, waarbij hij oxideert en concentreert. Wanneer de wijn de basis bereikt is hij klaar om te worden gebotteld en zo gaat de cyclus door, jaar na jaar.
De diepe smaken en aroma's van Marsala worden omschreven met de typische aroma's van hazelnoten, gedroogd fruit en kruiden.
Na een eeuw van roem beleefde Marsala een periode van verval die ongeveer twintig jaar geleden begon. Vandaag de dag presenteert Marsala zich als een wijn die in staat is tot een buitengewoon lange levensduur. De bekendste toepassing van Marsala nu kennen we van de Zabaglione.
Marsala wordt gemaakt van druivenrassen als Grillo, Inzolia, Catarratto en Damaschino.
Siciliaanse olijfolie.
Gevraagd door een voorbijkomende Olympische God naar de essentie van het leven, wees een oude Griek naar een olijfboom: "Hij biedt ons schaduw tegen de hete zomerzon, hout voor warme wintervuren, voedzaam fruit en olie om te koken en te verlichten.".
Griekse kolonisten importeerden hun geliefde olijfbomen en sindsdien wordt er op het eiland olijfolie geproduceerd.
Sicilië produceert ongeveer 10% van de Italiaanse olijfolie.
De olijvenoogst op Sicilië vindt plaats tussen midden september en eind november, afhankelijk van het gebied en de hoogte waarop de olijven worden verbouwd.
De meest voorkomende olijfrassen voor de olijfolieproductie zijn Biancolilla, Castiglione, Carolea en Nocellara.
Onze Siciliaanse olijfolie komt van Frantoio Scalia uit Mascalucia, een van de dorpen die gedomineerd wordt door de Etna, waar het familiebedrijf sinds de naoorlogse periode extra vergine olijfolie produceert. De twee geteelde rassen zijn Cerasuola en Nocellara dell’Etna.
De Siciliaanse keuken.
De Siciliaanse gastronomische cultuur vertoont sporen en bijdragen van alle culturen die zich de afgelopen twee millennia op het eiland hebben gevestigd, van generatie op generatie doorgegeven. Dit verklaart waarom sommige recepten, van zeer oude oorsprong, vandaag de dag nog steeds in de Siciliaanse keuken worden bereid. Een keuken die toch een heel aparte en verrassende identiteit heeft.
Enkele van de bekendste gerechten zijn de Siciliaanse caponata, sarde beccaficco, melanzane alla parmigiano, sinaasappelsalade, cassata, cannoli, granita en rijstaracini.
Sicilië is dankzij het milde klimaat rijk aan kruiden en aromatische planten zoals oregano, munt en rozemarijn.
Sinaasappelen en citroenen zijn in grote hoeveelheden aanwezig. Amandelen, cactusvijgen, pistachenoten en olijven zijn andere vruchten die kenmerkend zijn voor de Siciliaanse tafel.
Welke invloeden komen waar vandaan? De Feniciërs en Grieken brachten druiven en olijven mee, de Romeinen tuinbonen, kikkererwten, linzen en pastasoorten. Ze ontbosten grote delen van het achterland, plantten tarwe in de vruchtbare gronden en veranderden het eiland in "de graanschuur van Rome".
Arabieren introduceerden amandelen, anijszaad, abrikozen, artisjokken, kaneel, sinaasappels, pistachenoten, granaatappels, saffraan, sesam, spinazie, suikerriet, watermeloen en rijst. Ze breidden het palet van het eiland uit met smaakcombinaties die nu als typisch Siciliaans worden beschouwd, zoals de zoetzure mix van rozijnen en pijnboompitten die in veel favoriete Siciliaanse gerechten te vinden is.
De liefdesrelatie van Sicilië met snoep en patisserie begon ook met de Arabieren, die ijs en granita, marsepein en gekonfijt fruit introduceerden.
De Noormannen en de Zwaben brachten Noord-Europese innovaties, waaronder het braden van vlees en het drogen van vis. De Fransen brachten daarna culinaire verfijning.
Behalve dat de Spanjaarden de laatste hand legden aan zoete specialiteiten zoals de cassata, brachten ze ingrediënten mee van de Nieuwe Wereld zoals chilipepers, paprika's, tomaten, aardappelen en maïs, en deze werden allemaal in bestaande recepten verwerkt.
De aubergine.
Als er één groente is die je op Sicilië veel zult zien, dan is het wel de aubergine. Oorspronkelijk geïntroduceerd op Sicilië door de Arabieren, zijn aubergines te vinden in tal van verschillende lokale specialiteiten, het meest bekend als een essentieel ingrediënt van caponata, melanzane alla parmigiana en pasta alla Norma. Het heeft ook een interessante etymologische achtergrond die teruggaat tot de tijd van Ferdinand en Isabella, koning en koningin van Castilië en Aragon.
Tijdens hun bewind maakte Sicilië deel uit van het Spaanse Koninkrijk en daarom onderworpen aan de Spaanse wet. Toen Ferdinand en Isabella in 1492 besloten dat alle joden met geweld uit de Spaanse gebieden moesten worden verwijderd, vertrokken veel Siciliaanse joden naar Rome. Ze namen niet alleen hun fysieke bezittingen en hun culturele erfgoed mee, maar ook hun culinaire tradities, waaronder veel auberginerecepten.
Aubergines waren destijds niet te vinden op de Romeinse markten en kwamen zeker niet voor in Romeinse recepten. Al snel begon deze zwart-paarse groente op Joodse markten te verschijnen, tot grote argwaan van de Romeinen. Ze noemden het mela insana, de "appel van de waanzin". De naam bleef hangen en tegenwoordig is het Italiaanse woord voor aubergine, melanzana.
De wijnen en olijfoliën uit ons gamma.
Met Cossentino, Feudo Bannera en Monteleone zijn de belangrijkste druivenrassen van Sicilië goed vertegenwoordigt.
Cossentino zorgt voor een Catarratto, Syrah en Perricone. Feudo Bannera heeft de klassiekers Grillo, Inzolia, Nerello Mascalese en Nero d’Avola in het gamma. Ons paradepaardje is Monteleone die de beroemde Etna Bianco en Etna Rosso produceert.
Zin om te proeven? Bestel ons Degustatiepakket Regio Sicilia of Degustatiepakket Regio Sicilia Doppio en je gaat op reis door deze bijzondere wijnregio.
De Siciliaanse olijfoliën komen van Frantoio Scalia, gelegen in het gebied rond de Etna.
Salute!